Probleemoplossend vermogen

In de O21 nieuwsbrieven besteden we de komende maanden expliciet aandacht aan acht 21e eeuwse vaardigheden. In deze nieuwsbrief aandacht voor de 21e eeuwse vaardigheid Probleemoplossend vermogen  

Probleemoplossend vermogen   

Definities van probleemoplossend vermogen

Probleemoplossend vermogen is het vermogen om te (h)erkennen dat problemen bestaan en tot een plan kunnen komen om deze problemen op te lossen. Ook deze 21e eeuwse vaardigheid is, net als creativiteit, in veel bestaande leermethodes onderbelicht.

Je toont probleemoplossend vermogen als je om kunt gaan met onbekende situaties of uitdagingen, waarvoor je verschillende oplossingen kunt bedenken. Ook is het belangrijk dat je bij die bedachte oplossingen de voor- en nadelen kunt benoemen. Je kunt doorgronden wat de gevolgen van de acties op de korte en langere termijn zijn.  Uiteindelijk weeg je dit alles tegen elkaar af en maak je een keuze.

ideepuzzel

Probleemoplossend vermogen en rekenen/wiskunde

In veel (met name bèta) schoolvakken staat het leren oplossen van problemen centraal.

Een goede rekenvaardigheid is onmisbaar om deel te nemen aan het vervolgonderwijs en straks in de samenleving te kunnen functioneren. Het verschaft leerlingen een handvat om kennis en informatie te kunnen duiden, ordenen en structureren en probleemoplossend te kunnen handelen. De nadruk zou bij rekenen en wiskunde niet alleen moeten liggen op basisvaardigheden, maar ook op probleemoplossende vaardigheden.

Probleem oplossen gaat niet om de letterlijke memorisatie: het antwoord op een som is niet (alleen) van belang; het gaat erom of de procedure om dit type som op te lossen geleerd is. De wegen naar de oplossing toe zijn hierbij dus minstens zo belangrijk als het antwoord.

probleem

Rol van de leraar

De leraar speelt een belangrijke rol bij het proces om te leren problemen te herkennen en (meerdere) manieren te leren bedenken om deze op te lossen. Het vraagt van de leraar de vaardigheid om opdrachten te kunnen verbinden aan een hogere beheersingsvaardigheid, waarbij de vraagstelling in complexiteit toeneemt. En daar signaleren we een flinke uitdaging: leerlingen in het basis- (en voortgezet) onderwijs leren vaak problemen op te lossen aan de hand van al uitgewerkte voorbeelden.
De oplossing(en) hiervan worden vaak stap voor stap in de methode uitgewerkt en voorgekauwd.

Arjan van der Meij, docent natuurkunde constateert dat ook, als hij zegt:

In methodes worden vaak wel problemen voorgelegd, maar ook alle stappen om het op te lossen zijn vooraf al duidelijk. Dat stimuleert niet tot zelf nadenken of tot creatieve oplossingen te komen. Kinderen dienen te beleven en te voelen.

Tegelijkertijd ziet hij kansen: door de steeds digitalere maatschappij is de afstand tussen bedenken en maken kleiner geworden. Allerlei informatie en hulp die je nodig hebt, kun je ook via internet vinden. Daarnaast zorgen de technische ontwikkelingen ervoor dat het maken van dingen niet meer zo ingewikkeld is als voorheen (bijvoorbeeld met behulp van een3D-printer).

 

Een lesvoorbeeld voor de basisschool

Anita Lek, leerplanontwikkelaar SLO beschrijft [1] een les waarin jonge kinderen  met kikkererwten kunnen bouwen.  Leerlingen gaan op zoek naar vormen, stevige constructies, hoogte en ingewikkelde patronen. Door met elkaar te overleggen, proberen ze nieuwe constructies uit en komen ze tot betere resultaten. Anita constateert verder dat kinderen in de kleuterbouw relatief veel meer gelegenheid krijgen om ervaringen op te doen met vlakken en figuren, dan kinderen in groep 3 of hoger. Vanaf groep drie neemt het opdoen van ervaringen met materialen beduidend af.

 

Taxonomie van Bloom en RTTI

Een vraag die bij de bespreking van deze 21e eeuwse vaardigheden steeds omhoog blijft komen is de vraag: zijn deze vaardigheden direct te matchen met de hogere orde denkvaardigheden uit de taxonomie van Bloom? Of met de hoogste fasen van het RTTI-model (toepassen in een onbekende situatie en inzicht?)
Ik neig er steeds meer naar die vraag bevestigend te beantwoorden.

En áls dat inderdaad zo is, kunnen we deze vaardigheden dan wel van elk type leerling op zijn of haar niveau vragen?  Of blijken deze vaardigheden straks alleen bereikbaar voor de cognitief vaardige(r) leerling?

 

 

Volgende keer: ict-geletterdheid

 

Henk van de Hoef

 

Bronnen:

[1] JSW 9 mei 2010